10-09-00 De Laatste Held of Rock 'n Roll als verlichting Na ruim twintig jaar en één uitzondering (Met Hart en Ziel-1990-), scoren de Tröckener Kecks met het album >TK een bescheiden hit. De critici waren bijna unaniem positief gestemd over dit album en muziekkrant Oor sprak zelfs van 'het sterkste album uit hun bestaan'. Gesteund door het succes van het afgelopen jaar, zet zanger en tekstschrijver Rick de Leeuw (1960) nu zijn eerste schreden op het literaire pad. Hij debuteert met 'De laatste held', een autobiografische roman over zijn verblijf op een kostschool. "Het is een geromantiseerd levensverhaal", zegt de Leeuw. "Het gaat over dromen en illusies. Zonder dromen kun je niet leven". Richard Koning, de hoofdpersoon uit 'De laatste Held', wordt naar een kostschool gestuurd waarneer zijn moeder komt te overlijden. Het Katholieke internaat van Richard Koning is in feite college Hageveld in Heemstede, waar de Leeuw van zijn twaalfde tot zijn achttiende jaar verbleef en waar tucht en orde hoog in het vaandel stonden. In de verwerking van zijn verdriet, geeft Richard zich voor een volle honderd procent over aan de voetbalreligie. En als een ware beschermengel staat voetbal oppergod Johan Cruijff hem daar in bij. Voetbal lijkt alles voor de jonge Richard. Maar als steeds meer jongens van de opgroeiende vriendenkliek hun interesse in het spel verliezen en meer oog krijgen voor meisjes, uitgaan en muziek, blijft Richard gedesillusioneerd met de bal aan de voet achter. "Toen ik nog op kostschool zat, bestonden er voor mij maar twee categorieën mensen: voetballers en niet-voetballers. Jongens die op woensdagnamiddag binnen bleven om naar platen te luisteren, vond ik echte sukkels omdat ik dacht dat ze dat alleen maar deden omdat ze niet konden voetballen. Maar toen ik op 30 september '77 The Jam in Paradiso aan het werk zag, was ik op slag voor de muziek gewonnen. Voetbal werd plots iets voor mensen die The Jam nooit live hadden gezien." Het verhaal komt nogal moeilijk op gang, de eerste hoofdstukken laten zich vooral lezen als een soort 'Sjakie met de wondersloffen-achtig' jongensverhaal. Wat opvalt is dat de Leeuw, die zijn liedjesteksten altijd overstelpt met pompeus drama, in zijn proza veel minder bombastisch overkomt. Slechts een klein aantal Kecks-achtige oneliners doen aan de liedjesschrijver de Leeuw denken. Stilistisch leunen de gedachtegangen van Richard Koning wel erg zwaar op die van Kees in Theo Thijsens 'Kees de jongen'. Niet zo vreemd overigens, waarneer je later in het verhaal te weten komt dat deze klassieker uit de Nederlandse literatuur, het favoriete boek is van de hoofdpersoon en dus van de schrijver. De Leeuw laat Richard het boek veelvuldig noemen en gebruikt het in het voorlaatste hoofdstuk ook als wending in het verhaal. De Richard die je na dit hoofdstuk leest is een oudere, wijzere, minder Kees de jongen-achtige jongen.'De eerste keer dat ik 'Kees de jongen' las was ik Kees zelf, een jongen met dezelfde angsten, een jongen met dezelfde dromen. De laatste keer had ik plotseling medelijden met hem. Kees was een jongen geworden die ik niet langer was. Een jongen die ik daarvoor helemaal niet gezien had'. Wat opvalt is dat de Leeuw, erg weinig aandacht heeft besteed aan de bestudering van het dialect van Johan Cruijff. De beroemde nr.14 lijkt me toch overduidelijk met het soort tongval behept, dat je ook in het geschreven woord goed zou moeten kunnen plaatsen. Zo niet de Leeuw, die stoot liever zijn 'laatste held' niet van de sokkel en laat hem keurig Nederlands praten. Erwin van Wouw |