Literair wespennest : de angels van Grunberg en Heijne
|
Grunbergiaanse stijl in on-Grunbergiaans plot Winkelketen de Bijenkorf doet al jaren niet mee met de boekenweek, maar houdt haar eigen boekenmaand. Dat geeft schrijvers de gelegenheid om nogmaals zo’n kort boekje te fabriceren en lezers de mogelijkheid om voor weinig aan literatuur te komen, in de vorm van essay - Bas Heijne, of bij monde van een kort verhaal - Arnon Grunberg. Nog voor zijn grote Joodse roman dit jaar uitkomt, zag Grunberg kans om de novelle Het aapje dat geluk pakt te schrijven. In 87 bladzijden neemt hij ons mee naar de Nederlandse ambassade in Lima, Peru ten tijden van de langdurige gijzeling op de Japanse ambassade in 1997. We volgen diplomaat Jean Warnke wanneer hij een verhouding begint met een Peruaanse schone, terwijl hij getrouwd is met een bijzondere vrouw: ‘Catherina slaapt met een knuffelbeest, ze is er niet mee opgehouden, zoals andere mensen, ze kon er niet mee ophouden. Als hij overdag de slaapkamer binnenloopt ziet hij dat knuffelbeest onder de dekens liggen, alleen zijn hoofdje steekt erboven uit. In het begin heeft hij er weleens wat van gezegd. ‘Ben je daar niet te oud voor?’ ‘Ben ik niet je knuffelbeest?’ Of woorden van soortgelijke strekking. Maar het haalde niets uit en nu is hij net zo gehecht aan het beest als zijn vrouw. Oud en grijs, veelvuldig gerepareerd, zo ligt het daar onder hun dekens. Terwijl hij een onbekend Peruaans meisje vertelt dat zijn werk uit nietsdoen bestaat, denkt hij aan het knuffelbeest.’ Warnke is gelukkig getrouwd en heeft twee dochters waarmee hij graag in bad gaat, maar elke middag ontmoet hij ook Malena, die hem enkel vraagt wat postpakketjes te versturen als wederdienst. Als een gedresseerd aapje is hij in de ban van zijn meesteres. Het onherroepelijke noodlot, kruipt maar langzaam in het verhaal, terwijl Warnke zelf enkel last heeft van wat angstaanvallen. Verkleed als Sinterklaas barst hij ten overstaan van zijn dochters uit zijn rol en wat later staat hij in volle paniek tussen een groep schoenpoetsertjes die hij begint weg te trappen. De afwikkeling van het verhaal is on-Grunbergiaans. Als een volleerd short-story schrijver behoudt het verhaal zijn realiteitswaarde, maar weet hij de lezer wel te verbazen. Het heeft wat van de plots van Tim Krabbé en van de korte verhalen van F. Springer. Al zal die laatste connotatie ook ingegeven zijn door de couleur locale en de diplomaat als hoofdpersoon. Grunberg kwam op het verhaal toen hij de boekenbeurs in Bogota bezocht en daar de Nederlandse ambassadeur een opmerking hoorde maken over die gijzeling op de Japanse ambassade. Waar Springer jaren werkervaring terugbracht tot perfect geschreven verhalen, heeft Grunberg blijkbaar aan een opmerking genoeg. Gelukkig is zijn stijl nog steeds zeer Grunbergiaans; een wolk van laconieke ironische humor hangt voortdurend boven de hoofdpersoon. Hopelijk komen zijn personages daar nooit meer vanaf. |