04-06-2000 Vergeef mij de liefde voor vergevingsgezinde fans Herman Brusselmans is de laatste jaren uitgegroeid van literair cultfiguur tot schrijver voor het klootjesvolk. Geen AKO of Bruna boekenwinkel kun je tegenwoordig meer binnenlopen zonder een stapel pockets van de Jonge Mooie Oppergod der Nederlandstalige Letteren omver te lopen.Brusselmans debuteerde in 1982 met de verhalenbundel 'Het zinneloze zeilen', sindsdien publiceert hij jaarlijks minimaal een roman. Veelal autobiografisch werk afgewisseld met een aantal fictieve werken zoals de Guggenheimer trilogie, waarvan het laatste deel, Uitgeverij Guggenheimer, eind vorig jaar nog werd verboden op last van de Vlaamse mode-ontwerpster Ann Demeulemeester, die zich hevig opwond over de uitlatingen van het hoofdpersonage omtrent haar persoon. Brusselmans zelf blijft laconiek over de gang van zaken rondom het verboden boek: "Mijn personages zijn klootzakken als iedereen". Gerespecteerde schrijvers als Gerrit Komrij en Connie Palmen sprongen voor Brusselmans (of eigenlijk voor het recht op vrije meningsuiting) op de bres. Een waar mediacircus was ontstaan dat de pers wekenlang bezighield. "Kassa" moet Brusselmans' uitgeverij Prometheus hebben gedacht. Ruim een half jaar na de verschijning van Uitgeverij Guggenheimer is er dan een nieuwe Brusselmans roman, die de titel 'Vergeef mij de liefde' heeft meegekregen. Een boek dat nog een beetje mee moet deinen op de golven van de publiciteit, zo lijkt het. Vergeef mij de liefde is arrogant en veel te vlug geschreven. Onder het mom van autobiografische roman betrekt Brusselmans zijn lezers zelfs bij zijn strubbelingen om de opvolger van 'Uitgeverij Guggenheimer' succesvol te doen zijn. "Het enige dat telt is dat mijn boek vol moet. (…) Fictie, werkelijkheid, stilistiek en de drang om zo snel mogelijk een nieuw boek op de markt te hebben zijn bij mij nauw verweven. De verhalen die ik te vertellen heb en hoe ik ze vertel zijn ondergeschikt aan de hoeveelheid poen die ik met het boek waarin ze worden opgetekend hoop te verdienen. Ik ben een schrijver en ik heb een nieuw huis af te betalen. Of ik een lekker kopje thee bereid en het nog op drink ook, dat scheelt me al weer een paar zinnen, zo niet een hele paragraaf als ik op dreef ben. Zodoende snoer ik jullie nu de mond en ging ik vorige week m'n kopje thee toebereiden in de keuken van m'n ouwe huis." Natuurlijk kan je Brusselmans benijden om zijn durf, een benauwd onderwerp zo openlijk te behandelen. Maar de vraag is: is er durf nodig voor revanche? En moet je als schrijver je lezers hier mee lastig vallen? Het antwoord -een volmondig neen- echood zo hard door in dit boek, dat ik de, weldegelijk aanwezige goed geschreven passages bij de volgende bladzijde alweer vergeten had. Het hoofdthema, verlatingsangst, wordt zo gekunsteld opgevoerd dat ik Brusselmans ervan verdenk, de kattebelletjes uit het notitieblokje dat al jaren op zijn nachtkastje moet hebben gelegen, te hebben samengevoegd doormiddel van een kinderlijke knip en plaktechniek. Hoewel vaak nadrukkelijk aanwezig in eerder werk heeft het thema verlatingsangst nooit eerder zo zwaar het dragende vermogen van een roman pretenderen te zijn als in 'Vergeef mij de liefde'. Er is het bekende 'tweede meisje' dat als testcase voor de bestaande relatie moet bewijzen dat de liefde onvoorwaardelijk is. Er is de overleden moeder -de moeder aller leed- die maar niet vergeten kan worden. En daar tussenin is er een bar waar Brusselmans wat personages op laat draven, de motor waarop hij zijn hoofd kan laten uitwaaien en er is een seriemoordenaar!? Een seriemoordenaar die wat mij betreft hinderlijk aanwezig is in een roman die autobiografisch beweert te zijn. Een seriemoordenaar die in het hoofd van Herman lijkt te zitten, want als het erop aan komt lijkt niemand iets van een seriemoordenaar te weten. Pas op de allerlaatste bladzijde zet de schrijver de filosofie van deze mysterieuze moordenaar uiteen. "Twee vrouwen zitten aan de rand van het water. We zien hen op de rug. Ze zijn naakt, ze zijn prachtig, ze zijn als engelen. We weten niet of ze wel echt zijn. (…) Er komt een man in beeld. Een gemaskerde man. De man heeft een groot mes in z'n hand. (…) De moordenaar heft zijn mes in de hoogte. We horen geen schot maar het is er wel. Danny Dio ( HB verkleed als inspecteur) loopt naar de moordenaar toe. (…) Hij gaat nu de moordenaar ontmaskeren. God, laat niet mijn gezicht zichtbaar worden. Danny Dio trekt het masker weg. Hij kijkt in het gezicht van de moordenaar. Het is niet mijn gezicht. Gelukkig is het niet mijn gezicht." De brosse muur die hier wordt opgetrokken tussen werkelijkheid en fictie moet plots het onsamenhangende geneuzel van een hoop voorgaande bladzijden vergoelijken. Ik hoop voor Brusselmans dat zijn fans hier in meegaan. Ik heb hem inmiddels verlaten. Erwin van Wouw |