Don Quichotte in de polder |
Auteur: Mark Boog Titel: De warmte van het zelfbedrog Uitgeverij: Cossee ISBN: 90-5936-011-7 Datum bespreking: |
Na het modernisme en het post-modernisme is er in de literatuur niet veel meer gebeurd. Net als in de beeldende kunst lijken de grenzen bereikt en veelvuldig overschreden. Dus worden nu de oude paden opnieuw betreden. Goede vertellers, zonder al teveel dubbele bodems, beheersen nu weer het landschap. Mark Boog is zo’n verteller, maar niet één met een verhaal. Een verteller om het vertellen. In zijn tweede roman De warmte van het zelfbedrog voert hij een naïeve verwarde man op. Een man die op zijn beurt weinig te vertellen heeft, maar dat wel veel doet. In het verhaal heeft niemand er oren naar. Maar het verhaal van Boog zelf, vraagt wel om gehoord te worden. Al is het maar om het luisteren. ‘Ik verliet het huis in verwarde toestand. Zo heet dat. Ik trok de deur met mijn linkerhand achter mij dicht en keek gejaagd rond. Niemand wist dat ik om andere redenen dan een simpele boodschap mijn woning verliet, maar misschien was het aan me te zien. Men weet al niet wat men van zichzelf moet denken, hoe dat met anderen zit is principieel ondenkbaar.’ Het startpunt van de roman is helder en geeft veel weer van het hele boek. De niet met name genoemde hoofdpersoon verlaat niet alleen het huis in verwarde toestand, die toestand blijft het gehele verhaal aanwezig. Toch weet hij maar al te goed wat hij van zichzelf en van anderen moet denken. Gelukkig maar, anders bleef er niet veel over. Het verhaal op zich stelt niet veel voor. Een man verlaat huis en komt aan in een dorp. Hij slaapt tegen de kerk en bezoekt een bar, een bordeel en het gemeentehuis. Tot slot keert hij met zelfverzonnen resultaten terug naar huis. Het dorp heeft enkele dagen een verwarde zwerver gezien, maar de lezer heeft enkele uren in het hoofd van deze zwerver mogen kijken. Want het gaat om zijn gedachten. Voor de gek Het wordt niet geheel duidelijk waar hij voor weg is gevlucht. Wel is hij, zoals hij zelf zegt, op zoek naar De Andere Vrouw. En in het eerste en enige dorp dat hij betreedt, ziet hij haar al. In de vrouw van het restaurant, in de dochter van de barman, in de vrouw in het bordeel. Zijn pogingen iets te bereiken (bij de vrouw, maar ook bij zijn vestiging in het dorp) lopen op niets uit. Niemand neemt hem serieus. Onze held laat zich daardoor niet tegenhouden. Hij zet door en past zijn plannen aan. Zijn verwarde geest is nog wel zo slim om zichzelf voor de gek te houden. Schelm zonder naam Het personage doet enigszins denken aan de in elkaar geslagen hoofdpersoon uit Boogs vorige boek De vuistslag. Ook een boek waar geen eigennamen in voor komen. Een figuur die ze niet allemaal meer op een rijtje heeft en de hele dag oreert tegen wie hij maar aanloopt, of gewoon tegen zichzelf. |
Waar je in de Vuistslag zijn toestand kon toeschrijven aan zijn lichamelijke toestand (hij verblijft gedurende het gehele verhaal in het ziekenhuis) is er in De warmte van het zelfbedrog geen duidelijke aanleiding. De hoofdpersoon is brutaal en daadkrachtig en beschrijft de wereld om zich heen met veel humor. Een echte schelm, alleen mist hij een naam. Een naam als Tijl Uilenspiegel of Tristram Shandy of om het wat dichter bij huis te halen Beekman of Beekman of zelfs Adriaan of Olivier. Deze laatste vier van respectievelijk Toon Kortooms en Leonard Huizinga (uit de jaren 50) komen ook in zo’n zelfde dorp terecht als waar Boogs schelm terecht komt. Met een paar zwervers op het plein, met een bordeel en een bar, alleen mis ik hier de veldwachter. In tegenstelling tot genoemde schelmen maakt Boogs held niet zoveel mee. Misschien wat hoog gegrepen, maar Boogs held heeft wat van Don Quichotte weg. Hij heeft wel geen Sancho Pancha voor hulp en relativering in de buurt, maar toch zeker een fantasierijke geest die hem (schijnbaar) vooruit helpt. Waar de Don ridders zag in molens, ziet Boogs held het grootste gevaar van de wereld in het ongedierte om hem heen. De tocht naar de kerk toe (op een heuvel, of beter, op een berg gelegen) is ’s avonds ellenlang, maar blijkt de volgende morgen een stuk korter. Met zo’n imaginair vermogen kan hij zich toch wel een Don Quichotteje van de polder noemen. En hij vindt het nog lekker ook, gezien de goed gekozen titel van het boek. Geen gemakzucht! De naam Gerard Reve kwam al snel in mijn hoofd op bij het lezen van dit tweede Boog-boek. Het zit in de stijl, maar ook in de eigen wereld die de hoofdpersoon creëert en zijn laconieke houding tegenover mensen. Maar ook de naam Grunberg/Van der Jagt kijkt om de hoek. Vreemd genoeg heb ik Reve en Grunberg nog nooit met elkaar in verband gebracht. Maar het is ook de stijl van Boog die aan Grunberg refereert. Het gezever, de herhalingen en de dialogen. Mark Boog kan echter nog niet tippen aan de betere boeken van beide voorbeelden. Hij moet met zijn mooi geschreven gezever oppassen dat het geen maniertje wordt. De humor is nu soms op het flauwe af. Wat natuurlijk bij de mindere boeken van Reve en Grunberg ook gebeurt. Omdat ik een gemakzuchtige criticus ben, eindig ik met een citaat uit de recensie van collega Edwin Fagel over Boogs tweede dichtbundel (Zo helder zagen we het zelden kwam gelijktijdig met zijn tweede roman uit). Maar ik heb wel de moeite genomen Fagels woorden aan te passen aan de huidige situatie: Deze tweede roman (mooi uitgegeven door de eveneens jonge uitgeverij Cossee) is de bevestiging van het talent dat Mark Boog al etaleerde in zijn debuut. Als hij zijn pen niet teveel laat hangen in gemakzuchtige inkt (en waarom zou hij), is hij volgens mij in staat tot grote hoogten te stijgen.
|
Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur. copyright © de Recensent 2000-2002 |