print deze pagina

Trieste balans


Regisseur:
Titel: Godfried Bomans, een opgewekt mens
Tekst: Rob van Dalen
Regisseur: Guusje Eijbers
Hoofdrolspeler(s): Reinier Bulder en Gitta Fleuren
Locatie voorstelling: Scheldetheater Terneuzen
Datum bespreking:05-10-2002
 
Godfried Bomans, een opgewekt mens

De gelijkenis met Godfried Bomans is subliem. Reinier Bulder heeft niet alleen zijn uiterlijk mee voor deze rol –zij het met pruik-, maar ook zijn motoriek is àf. Het loopje, het aanhoudend recht zetten van de bril, het verstrooide gebaar van de hand; Bomans is letterlijk opgewekt. Maar wat Theater De Regentes met dit stuk wil zeggen, is minder eenduidig.

Godfried Bomans, een opgewekt mens, duurt anderhalf uur zonder pauze. Het is een fragmentarisch stuk, beginnend met Gitta Fleuren als echtgenote van Bomans, die zijn kleding opruimt daags na de begrafenis. Dit duurt lang. Fleuren werkt met precieze, langzame bewegingen. Tenslotte drukt ze een kledingstuk tegen zich aan. Veel stilering, maar weinig gevoel. Ik krijg niet de indruk dat mevrouw Bomans verdrietig is of overrompeld door het plotselinge overlijden van haar man. Dan komt Bulder op. Hij spreekt het publiek toe –dag mevrouw- en maant ons om onze gsm’s uit te zetten. In zijn tijd (1913-1971) bestonden die nog niet. Een vervreemdend effect, juist daarom gebruikt? Deze vraag wordt niet ingelost. De opkomst van Bomans wordt daardoor gereduceerd tot een mededeling en dat is jammer.

Tijdens het stuk krijgt het publiek nauwelijks inzicht in de relatie met z’n vrouw. Gitta Fleuren verschiet van mevrouw Bomans, naar het jonge meisje, naar een van de vele adorerende mevrouwen uit de provincie. Fleuren doet dat met verve. Zonder zich om te kleden, met minimale veranderingen, is ze een ander personage. Naar mijn smaak beeldt ze de poldermevrouw wel erg hysterisch uit. Dit personage valt daardoor buiten het stuk. Slechts één moment is er sprake van spanning tussen de spelers. Dat gebeurt, wanneer Bomans zijn vrouw verwijt dat zij hem niet tegengehouden heeft. Immers, naast alle publicaties die Bomans wèl heeft doen verschijnen, wachtte heel literair Nederland op De Grote Roman van deze schrijver. Bomans echter kwam tijdens zijn leven niet verder dan het volk te plezieren met tafelredes en causerieën. In de voorstelling klaagt hij niet zichzelf aan, maar legt de verantwoording hiervoor bij zijn vrouw.


 

De relatie van Godfried Bomans met zijn uitgever, met zijn moeder, met zijn religie komen geen van allen aan bod. Het stuk lijkt te draaien om de relatie van Bomans met z’n vader en in het verlengde daarvan, Bomans’ relatie met zichzelf. In monologen, gelardeerd met citaten uit zijn eigen werk, vertelt Bomans in fragmenten over zijn vader. Over de kleine Godfried –zelfs de naam was te zwaar om te dragen- die hunkert naar aandacht en vooral bemoediging van zijn vader. Als die uitblijft, blijft de volwassen Bomans uit pure noodzaak zijn leven lang een allemans vriend. Alsof hij het gemis van vroeger denkt te kunnen inhalen door schouderklopjes van anderen, draait hij zich in allerlei bochten om iedereen te plezieren. Iedereen behalve zichzelf. En dat wreekt zich. In onmacht kijkt hij terug op zijn loopbaan als ‘lapzwans’ en dan komt zijn frustratie over het gebrek aan erkenning eruit. Hij spuwt op het publiek, maar in wezen spuwt hij op zichzelf, omdat hij in gebreke gebleven is. Er ligt wel een manuscript, maar dat wil hij tegelijkertijd wèl en niet uitgegeven hebben. Terwijl dát werk volgens Fleuren ‘indrukwekkend’ is. Bomans weigert zich te tonen, zoals hij werkelijk is. Hij koestert zijn imago van ‘nationale troetelbeer’, wat natuurlijk een stuk veiliger is dan je uit te leveren aan de literaire critici. Uit de dialogen die Bulder met Fleuren voert, komt Bomans naar voren als een enigszins wereldvreemde man, die verwijten pareert met citaten uit Pa Pinkelman. Maar de verhaaltjes, die in de jaren zestig ongetwijfeld amusant geweest moeten zijn, hebben hun charme in 2002 grotendeels verloren. Het publiek grinnikt eens en laat het daarbij. Tijdens zijn zelfonderzoek komt mevrouw Bomans haar man niet tegemoet. Ze staart in de verte, alsof ze niet weet hoe ze hem troosten moet.

"Geluk wordt pas zichtbaar, als het voorbij is," concludeert Bomans en het publiek wordt er niet vrolijk van.

Marjon Sarneel


 
Niets van deze pagina's mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur.
copyright © de Recensent 2000-2002