![]() 17-03-'02 |
|||
Het gebral der geweigerden Het bal der geweigerden, dinsdag 12 maart 2002, Paradiso, Amsterdam. "Het feit dat de wereld 14,6 miljard jaar bestaat bewijst dat er behoefte aan is.", sprak Gummbah droog. De zaal lachtte. Zoals diezelfde zaal - te weten, de grote zaal van poptempel Paradiso - die avond lachtte om de al jaren uitgelulde Youp van 't Hek, een hilarische Hans Teeuwen, een als een kat in het nauw schreeuwende Maarten van Roozendaal, een provocerende om in godsnaam maar te provoceren Theo van Gogh. Nee, het was geen cabaretavond. Het was Het bal der geweigerden, de literair bedoelde tegenhanger van 'Het boekenbal', dat dezelfde avond plaatsvond in de Amsterdamse Stadsschouwburg."Het feit dat poëzie al eeuwenlang bestaat bewijst dat er behoefte aan is.", mompelde ik voor me uit. Niemand lachtte. Ik stond in de kleine bovenzaal van Paradiso waar een aantal al dan niet zelf benoemde dichters hun versjes probeerden te laten uitstijgen boven het geroezemoes. Een handjevol idealisten deed moeite ze te verstaan, de rest van het o zo cultureelcorrecte en intens poëzieminnende publiek bestelde "drie bier!" of liet zich beneden een dikke lul aanmeten door één der cabaratesken. Lachen is goed voor de bloedsomloop. ![]() Poëzie leeft niet meer. En als ze nog leeft, dan leeft ze verbannen in kleine achterafzaaltjes, gehoord door twaalf oren en niet zelden overstemd door mededelingen met een aanzienlijk hogere eeuwigheidswaarde. "Drie bier!". Poëzie suddert onder een vilein laagje stof nog hier en daar een klein beetje na in de verzamelbundels van De Coninck en Campert en Bloem bij de bezoekers van de Nacht van de poëzie en 'Het bal der geweigerden' thuis op de boekenplank. De zogenaamde 'begrijpelijke' poëzie. Want dat hoort poëzie boven alles te zijn in onze mededelingen-cultuur: begrijpelijk. "De stoptrein naar Enschede heeft twaalf minuten vertraging." Begrijpt u wel? Mijn gewaardeerde collega-recensent Philip Hoorne schreef enkele weken geleden een stukje over Ilja Leonard Pfeijffer, de man die het gore lef had een discussie te starten over de (on)verstaanbaarheid in poëzie, en schreef onder meer over (de gedichten van) Pfeijffer: 'Waar hij komt trekt hij een spoor van wartaal en klinkklare onzin'. Een veel gehoorde aanval op de poëzie van dichters als Pfeijffer: de vermeende 'onbegrijpelijkheid' ervan. Jammer alleen dat Hoorne met geen enkel steekhoudend argument komt aanzetten en zich als een op voorhand zelfbenoemde triomfator verschuilt achter een façade van weliswaar humoristische maar evenwel makkelijke, nietszeggende uitspraken. In Paradiso zou hij afgelopen dinsdagavond vast en zeker met applaus zijn begroet.
|