Yasser confronteert
|
Acteur Sabri Saad El Hamus, bij het grote publiek bekend van de Avro-serie Pleidooi, begon 10 september 2001 met de repetities voor de toneelmonoloog Yasser, een stuk waarin het onbegrip tussen de westerse- en de Arabische wereld in een Palestijnse acteur tot uitbarsting komt. Een dag later maakte de wereld een inhaalslag. 'Oorlog is een dubbelloopsgeweer waarvan de ene loop geladen is met een kogel en gericht op de tegenstander. De andere loop is geladen met twee kogels en is met een u-bocht gericht op het eigen gezicht. Wie aanvalt zal altijd verliezen. Niemand zal de oorlog winnen,' slaakt de acteur in de monoloog moedeloos uit. Woorden die ineens wel heel erg actueel zijn geworden. Yasser is het tweede toneelstuk van schrijver Abdelkader Benali en een productie van de Haarlemse Toneelschuur. Hoofdpersonage is Yasser Mansour, een in Nederland wonende Palestijnse acteur. Tot grote woede van zijn moeder speelt hij de jood Shylock in Shakespeare's 'Koopman van Venetië'. Zelf had hij ook liever zijn president Yasser Arafat gespeeld. We zien de acteur in zijn kleedkamer voor de voorstelling. In de trein naar Sittard is zijn koffer gestolen met de nepneus die hij als Shylock zou moeten dragen. Zijn tegenspeelster Marjolein naar wie hij hevig verlangt wilde niet langer met hem een kleedkamer delen. Terwijl een luidspreker aan de wand met sterk Limburgs accent de tijd aftelt voordat hij het podium op moet, zien we Yasser Mansour in een spiraal van razernij op een onvermijdelijke climax afstevenen. De tekst van Yasser is fragmentarisch. Verschillende verhaallijnen wisselen elkaar in razend tempo af, wat het uiterste van Saad El Hamus vergt. Toch speelt hij het titelpersonage met verve. De verschillende gemoedstoestanden van Yasser weet hij overtuigend een plaats te geven, hierbij geholpen door een vindingrijke regie van Ernst Braches. Yasser danst, zingt, rukt neusharen uit en speelt poppenkast met zijn tenen. De onrust in het hoofd van Yasser komt hierdoor goed tot uitdrukking. Ook de zeiknatte hoofddoek die hij af en toe op zijn hoofd uitknijpt zodat het water van zijn oververhitte gezicht druipt, draagt hiertoe bij. Zijn hierdoor vrijwel continu 'zwetende' hoofd geeft zijn personage een bijna maniakkaal aanzien. Het thema dat schrijver Benali met Yasser heeft willen aankaarten is duidelijk: de strijd waarvoor een Arabier zich in de westerse wereld ziet gesteld. Enerzijds wil de Arabier zich met de westerse cultuur verenigen, anderzijds wil hij zijn Islamitische afkomst niet verloochenen. In Yasser wordt het Nederlandse volk gepersonifieerd door Marjolein, Yassers tegenspeelster. Het liefst zou hij zijn leven met haar delen, maar steeds als Yasser over zijn Arabische afkomst begint, snerpt zij 'het zal wel'. Marjolein weet weinig van de Islam en maakt niet de indruk dat ze daar verandering in wil brengen. In de pers heeft Benali zich meermalen ergerend uitgelaten over dit soort onwetendheid. 'Zo'n Leon de Winter heeft duidelijk nog nooit een Arabier van dichtbij gezien,' zei hij laatst in Vrij Nederland. 'Citeert extreem antisemitische teksten uit Egyptische kranten die zijn geschreven door moslims die nog nooit een jood ontmoet hebben.' Een toneelstuk waar een dergelijk maatschappelijk engagement aan ten grondslag ligt, kan al snel meer een politiek pamflet worden dan een boeiend schouwspel. Maar daaraan maakt Yasser zich niet schuldig. Het is een persoonlijk relaas van een man die met zichzelf en de wereld waarin hij leeft worstelt. De toeschouwer is getuige van zijn meest intieme wensen, zijn zwakheden en zijn meest duistere gedachten. Yasser wordt heen en weer geslingerd tussen haat en welwillendheid. President Yasser Arafat is slechts op de achtergrond aanwezig, als een foto bij een krantenknipsel aan de wand. Dit geeft Arafat in de voorstelling een abstracte waarde. Hij staat voor de droom waar Yasser tijdens optimistische periodes ook nog in gelooft: Palestina. 'Als de president mijn hulp vraagt, dan kan ik hem helpen de oorlog te voeren, ja zelfs te winnen,' roept Yasser dapper. Bij Marjolein kan hij echter niet met dat soort uitingen terecht. Voor haar is Arafat een omhooggevallen schapenherder. 'Bestaat Palestina dan niet?' vraagt Marjolein als ze hoort dat Yasser niet in Palestina is geboren. Yasser vertelt haar over de bezette gebieden. Hoe alles wat Palestijns was nu weg is. Ondanks haar naïviteit en onbegrip fantaseert Yasser toch over een toekomst samen met Marjolein. Ooit zal hij Marjolein meenemen naar Palestina om haar zijn afkomst te laten zien. 'Pas als zij elke christen voor een moslim aanziet en elke moslim voor een christen, dan zal ik eindelijk begrijpen wat ik heb achtergelaten, maar vooral wat ik heb meegenomen en bewaard,' zijn de laatste woorden van de monoloog. Dit zegt niet alleen iets over het Palestina waar Yasser naar verlangt, maar ook over zijn relatie met Marjolein en dus met de westerse wereld. Als de mogelijkheid zich ooit aanbiedt om terug te keren naar Palestina, dan zal hij de westerse wereld niet zomaar achterlaten. Hij wil die wereld in zich meedragen en hem ontdoen van zijn onwetendheid. Yasser droomt over een wereld waarin Christenen en Moslims zonder problemen met elkaar kunnen leven. Misschien zelfs over een wereld waarin godsdienst er helemaal niet toe doet. Yasser is een afgewogen toneelstuk dat een heldere kijk geeft op het conflict dat nu zo actueel is. Het dwingt de toeschouwer soms zelfs letterlijk stelling te nemen. Het publiek is namelijk niet neutraal. 'Jullie zijn onbetrouwbaar!' schreeuwt Yasser de bezoekers toe. Enerzijds is het publiek deel van de maatschappij die de oorzaak is van Yasser's frustraties, anderzijds is het de spiegel waarin hij uiteindelijk zijn droom wil projecteren. Het persoonlijke wordt politiek, het politieke persoonlijk. Een enorme prestatie. |